Lekcja 25-26

 0    183 fiche    Dreeczko
commencer à apprendre

Télécharger mP3 Imprimer jouer consultez
 
question réponse
zapowiedź
commencer à apprendre
de Aankondiging
de v, pl aankondigingen
następny, przyszły
commencer à apprendre
aanstaand
godzina/czas rozpoczęcia
commencer à apprendre
aanvangstijd
de m, pl aanvangstijden
alba
commencer à apprendre
de albe
de m/v, pl. alben
anonimowy, anonimowo
commencer à apprendre
anoniem, anoniem
asertywny, asertywnie
commencer à apprendre
assertief
atrybut
commencer à apprendre
het attribuut
(u)piec, (u)smażyć
commencer à apprendre
bakken
bakte, bakten, h gebakken
bazować/ opierać się na
commencer à apprendre
baseren zich op
baseerde, baseerden, h gebaseerd
zaczynając od
commencer à apprendre
beginnend met
stypa
commencer à apprendre
de begrafenisreceptie
de v
(przy) witanie (się)
commencer à apprendre
het begroeten
(przy) witać
commencer à apprendre
begroeten
begroette, begroetten, h begroet
obaj, oboje, obie, oba, obydwa, obydwoje, obydwaj
commencer à apprendre
beide
uprzejmy, uprzejmie
commencer à apprendre
beleefd
obiecywać, obiecać
commencer à apprendre
beloven
beloofde, beloofden, h beloofd
(za)płacenie
commencer à apprendre
het betalen
Dzień wyzwolenia
commencer à apprendre
de Bevrijdingsdag
de m
Ogień wyzwolenia
commencer à apprendre
het Bevrijdingsvuur
zajęty
commencer à apprendre
bezig
wizyta, odwiedziny
commencer à apprendre
het bezoek
pl. bezoeken
karnawał
commencer à apprendre
het Carnaval
Święto pracy
commencer à apprendre
de dag van de Arbeid
uścisnąć ręke, przywitać się
commencer à apprendre
de hand schudden
schudde, schudden, h geschud
(po)dzielić przez
commencer à apprendre
delen door
deelde, deelden. h gedeeld
obiad
bardziej uroczysty złożony z kilku dań
commencer à apprendre
het diner
pa
commencer à apprendre
doei
śmierć
commencer à apprendre
de dood
de m/v
przejeżdżać rowerem na czerwonym świetle
commencer à apprendre
door het rode licht fietsen
fietste, fietsten, z/h gefietst
przechodzić na czerwonym świetle
commencer à apprendre
door het rode licht lopen
liep, liepen, h/z gelopen
przejeżdżać na czerwonym świetle
commencer à apprendre
door het rode licht rijden
reed, reden. h/z gereden
wyrwaźny, wyraźnie; jasny, jasno
commencer à apprendre
duidelijk
wyjaśniać, wyjaśnić
commencer à apprendre
duidelijk maken
maakte, maakten, h gemaakt
prima aprilis
commencer à apprendre
een april
wznosić/ wznieść toast za/ na cześć
commencer à apprendre
een toost uitbrengen op
bracht uit, brachten uit, h uitgebracht
przyjmować/przyjąć zaproszenie
commencer à apprendre
een uitnodiging accepteren
accepteerde, accepteerden, h geaccepteerd
odrzucać/ odrzucić zaproszenie
commencer à apprendre
een uitnodiging weigeren
weigerde, weigerden, h geweigerd
właściwie; tak naprawdę
commencer à apprendre
eigenlijk
w końcu; nareszcie
commencer à apprendre
eindelijk
powiedzieć sobie nawzajem "tak"
commencer à apprendre
elkaar het ja woord geven
gaf, gaven, h gegeven
koperta
commencer à apprendre
de envelop
de m/v, pl. enveloppen
kopertka
commencer à apprendre
het envelopje
jedzenie
commencer à apprendre
het eten
pora/czas posiłku
commencer à apprendre
de etenstijd
de m
impreza, wydarzenie, event
commencer à apprendre
het evenement
pl/ evenementen
przeprosiny, usprawiedliwienie
commencer à apprendre
het excuus
pl. excuses
święto rodzinne
commencer à apprendre
het familiefeest
fantastyczny, fantastycznie
commencer à apprendre
fantastisch
świetowanie, imprezowanie
commencer à apprendre
het feesten
obchodzić, świetować coś
commencer à apprendre
feestvieren
vierde feest, vierden feest, h feestgevierd
gospodarz
commencer à apprendre
de gastheer
de m, pl. gastheren
gospodyni
commencer à apprendre
de gastvrouw
de v, pl. gastbvrouwen
narodziny, narodzenie
commencer à apprendre
de geboorte
de v, pl. geboortes/geboorten
zwyczajowo, w zwyczaju
commencer à apprendre
gebruikelijk
okazja
commencer à apprendre
de gelegenheid
de v, pl. gelegenheden
szczęśliwy, szczęśliwie
commencer à apprendre
gelukkig
życzenie szczęścia
commencer à apprendre
de gelukwens
bezpieczny, bezpiecznie, spokojnie bez problemu
commencer à apprendre
gerust
świętowany
commencer à apprendre
gevierd
konsekwencja, skutek
commencer à apprendre
het gevolg
pl. gevolgen
zwyczaj
commencer à apprendre
de gewoonte
de v, pl. gewoonten/gewoontes
Wielki piątek
commencer à apprendre
de Goede Vrijdag
w kolorze złota
commencer à apprendre
goudkleurig
robić żarty
commencer à apprendre
grappen uithalen
haalde uit, haalden uit, h uitgehaald
kominek; piec
commencer à apprendre
de haard
de m, pl. haarden
bardzo dziekuje
commencer à apprendre
heel erg bedankt
Wniebowstąpienie Pańskie
commencer à apprendre
de Hemelvaartsdag
mówić o czymś
commencer à apprendre
het over hebben
had, hadden, h gehad
głowa
commencer à apprendre
het hoofd
pl. hoofden
wizyta domowa
commencer à apprendre
het Huisbezoek
pl. huisbezoeken
drzwi od domu
commencer à apprendre
de huisdeur
de m/v, pl huisdeuren
rocznica ślubu
commencer à apprendre
de huwelijksverjaardag
de m
lody
commencer à apprendre
het ijsje
(za)sugerować
commencer à apprendre
impliceren
impliceerde, impliceerden, hgeimpliceerd
uroczysty wjazd, uroczyste wkroczenie
commencer à apprendre
de intocht
coroczny
commencer à apprendre
jaarlijks
jublileusz
commencer à apprendre
het jubileum
choinka
commencer à apprendre
de kerstboom
de m
prezent gwiazdkowy
commencer à apprendre
het kerstcadeau
kolęda
commencer à apprendre
het kerstlied
pl kerstliederen
ozdoby choinkowe
commencer à apprendre
de kerstversiering
de v
ubranie, element garderoby
commencer à apprendre
het kledingstuk
pl. kledingstukken
służący, pomocnik
commencer à apprendre
de knecht
de m, pl. knechten/ knechts
ciastko, ciasteczko
commencer à apprendre
het koekje
pl. koekjes
Dzień Królowej
commencer à apprendre
Koninginnedag
Dzień króla
commencer à apprendre
Koningsdag
pępkowe
odwiedziny skladane po narodznach
commencer à apprendre
het kraamfeest
het kraambezoek
pastorał laska mikołaja
commencer à apprendre
de kromstaf
krzyż
commencer à apprendre
het kruis
pl. kruisesn
całus, buziak
commencer à apprendre
de kus/ de zoen
de m, pl. kussen / zoenen
całowanie
commencer à apprendre
het kussen
(po)całować
commencer à apprendre
kussen
kuste, kusten, h gekust
dawać/dać znać; powiadamiać, powiadomić
commencer à apprendre
laten weten
liet, lieten, h gelaten
łakocie, słodycze
commencer à apprendre
de lekkernij
de v, pl. lekkernijen
kochany; uroczy
commencer à apprendre
lief
ciągnąć losy
commencer à apprendre
lootjes trekken
trok, trokken, h getrokken
posiłek
commencer à apprendre
de maaltijd
de m, pl. maaltijden
kosz, koszyk
commencer à apprendre
de mand
de m/v, pl. manden
płaszcz
commencer à apprendre
de mantel
de m, pl. mantels
współpracować; dopisywać
commencer à apprendre
meewerken
werkte mee, werkten mee, h meegewerkt
przepraszam za
commencer à apprendre
mijn excuses voor
współczesny, współcześnie
commencer à apprendre
modern
Dzień Matki
commencer à apprendre
de Moederdag
rękaw
commencer à apprendre
de mouw
de m/v, pl. mouwen
zastanowić się, przemyśleć
commencer à apprendre
nadenken
dacht na, dachten na, h nagedacht
świętwo państwowe
commencer à apprendre
de nationale feestdag
de m
prawie(nie), prawie w ogóle(nie)
commencer à apprendre
nauwelijks
grzeczny, grzecznie, właściwy, właściwie
commencer à apprendre
netjes
Nowy Rok
commencer à apprendre
de Nieuwjaarsdag
postanowienie noworoczne
commencer à apprendre
het nieuwjaarsvoornemen
het nieuwjaarsvoornemens
norma
commencer à apprendre
de norm
de m/v, pl normen
cóż; no
commencer à apprendre
nou
nieuprzejmy, nieuprzejmie
commencer à apprendre
onbeleefd
zapalać, zapaliić
commencer à apprendre
ontsteken
ontstak, ontstakken, h ontstoken
otrzymanie, odbiór
commencer à apprendre
de ontvangst
de v, pl. ontvangsten
nonsens, bezsens, bzdura
commencer à apprendre
de onzin
de m
pochodzenie, źródło
commencer à apprendre
de oorsprong
de m, pl. oorsprongen
z wyprzedzeniem
commencer à apprendre
op voorhand
oryginalny, oryginalnie; pierwotny, pierwotnie
commencer à apprendre
oorspronkelijk
impreza na świeżym powietrzu
commencer à apprendre
het openluchtfeest
uważać; zwracać swoją uwage
commencer à apprendre
opletten
lette op, letten op, h opgelet
sylwester i nowy rok
commencer à apprendre
Oud en Nieuw
sylwester
commencer à apprendre
de Oudjaarsavond
de m
wręczyć, wręczać
commencer à apprendre
overhandigen
overhandigde, overhandigden, h overhandigd
koń
commencer à apprendre
het paard
pisanka, jajko wielkanocne
commencer à apprendre
het Paasei
zając wielkanocny
commencer à apprendre
de paashaas
niedziela wielkanocna
commencer à apprendre
de Paaszondag
świeżo poślubiony
commencer à apprendre
pas getrouwd
Zesłanie ducha świętego, zielone świątki
commencer à apprendre
de Pinksteren
mieć miejsce, odbywać sie
commencer à apprendre
plaatsvinden
vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden
śliwka
commencer à apprendre
de Pruim
de m/v
ceremonia; przyjęcie
commencer à apprendre
de receptie
de v, pl. recepties
powód
commencer à apprendre
de reden
de m/v, pl. redenen
but
commencer à apprendre
de schoen
de m pl. schoenen
komin
commencer à apprendre
de schoorsteen
de m, pl. schoorstenen
potrząsać, potrząsnąć
commencer à apprendre
schudden
schudde, schudden, h geschud
Święty Mikołaj
commencer à apprendre
Sint Nicolaas/ Sinterklaas
mikołajki
commencer à apprendre
het sinterklaasfeest
serpentyna
commencer à apprendre
de slinger
de m pl. slingers
smakować
commencer à apprendre
smaken
smaakte, smaakten, h gesmaakt
wymówka
commencer à apprendre
de smoes
de m/v, pl smoezen
(po)dzielić
commencer à apprendre
splitsen
splitste, splitsten, h gesplitst
odkurzyć, odkurzać
commencer à apprendre
stofzuigen
stofzuigde, stofzuigden, h gestofzuigd
parowiec
commencer à apprendre
de stoomboot
de m/v, pl stoomboten
kostka cukru
commencer à apprendre
het suikerklontje
rysunek
commencer à apprendre
tekening
de v, pl. tekeningen
chyba że
commencer à apprendre
tenzij
podczas gdy
commencer à apprendre
terwijl
zapraszać/ zaprosić do domu
commencer à apprendre
thuis uitnodigen
nodigde uit, nodigden uit, h uitgenodigd
toast
commencer à apprendre
de toost
de m pl. toosten
do tej pory, dotychczas
commencer à apprendre
tot nu toe
zaproszenie na ślub
commencer à apprendre
de trouwkaart
de m/v, pl. trouwkaarten
(z)jeść poza domem
commencer à apprendre
uit eten
at, aten, h gegeten
jedzenie na mieście
commencer à apprendre
het uiteten
nadawany, nadany
commencer à apprendre
uitgezonden
rozpakowywać, rozpakować
commencer à apprendre
uitpakken
pakte uit, pakten uit, h uitgepakt
Dzień Ojca
commencer à apprendre
Vaderdag
walentynki
commencer à apprendre
Valentijnsdag
z całego serca
commencer à apprendre
van harte
witamy/zapraszamy z całego serca
commencer à apprendre
van harte welkom
planować, mieć zamiar
commencer à apprendre
van plan zijn
was, waren, z geweest
fałszywy, fałszywie, mylny, mylnie, błedny, błędnie
commencer à apprendre
verkeerd
przebierać się, przebrać się
commencer à apprendre
verkleden zich
verkleedde, verkleedden, h verkleed
(za)bawić się
commencer à apprendre
vermaken zich
vermaakte, vermaakten, h vermaakt
obowiązkowy, obowiązkowo
commencer à apprendre
verplicht
różnica
commencer à apprendre
het verschil
pl. verschillen
przystrojony, przyozdobiony
commencer à apprendre
versierd
schować
commencer à apprendre
verstoppen
verstopte, verstopten, h verstopt
wysyłać, wysłać
commencer à apprendre
verzenden,
verzond, verzonden, h verzonden
postanowienie
commencer à apprendre
het voornemen
pl. voornemes
przedwczesny, przedwcześnie
commencer à apprendre
voortijdig
wieczór kawalerski
commencer à apprendre
het vrijgezellenfeest
wolny rynek
organizowany w świeto króla
commencer à apprendre
de vrijmarkt
wesoły, wesoło, pogodny, pogodnie, radosny, radośnie
commencer à apprendre
vrolijk
dzień kobiet
commencer à apprendre
Vrouwendag
sztuczne ognie
commencer à apprendre
het vuurwerk
policzek
commencer à apprendre
de wang
wór, worek
lekcje 25-26
commencer à apprendre
de zak
de m, pl. zakken
błogosławiony
commencer à apprendre
zalig
wesołych świąt wielkanocnych
commencer à apprendre
zalig Pasen
zdanie
commencer à apprendre
de zin
de m, pl. zinnen
pocałować
na Z
commencer à apprendre
zoenen
zoende, zoenden, h gezoend
Créer flashcards
Nederlands, Vlaams

Vous devez vous connecter pour poster un commentaire.