1. begraven
Ik heb mijn hond begraven op het huisdierenkerkhof.
Zijn as is hier begraven.
De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.
Vandaag is de melkboer begraven. Er was veel volk, want op het dorp kende iedereen hem. "O, is er in Linschoten een melkboer?" "Nou nee, nu dus niet meer!"
Ze heeft haar enige zoon begraven.
Uiteindelijk beslisten de twee Indiaanse stamhoofden de strijdbijl te begraven en de vredespijp te roken.
Islamieten begraven hun doden op begraafplaatsen.
Néerlandais mot "zakopywać"(begraven) se produit dans des ensembles:
500 czasowników po niderlandzku 201 - 250Słówka holenderskie IV