1. kapot
De computer is kapot.
De auto was kapot, dus moesten ze lopen.
O wee! Zo maak je je leven kapot!
Mijn computer is kapot en ik moet hem laten repareren.
Wat de ene sterk maakt, maakt de andere kapot.
2. gebroken
Het is hij, die het venster gisteren gebroken heeft.
De vleugel van de vogel was gebroken.
Wie heeft dit gebroken?
Mijn hand is warschijnlijk gebroken.
Een vriend van mij is laatst uitgegleden over een autootje dat zijn zoon had laten slingeren op de trap en heeft toen zijn grote teen gebroken.
De röntgenfoto toonde twee gebroken vingers.
De arme man heeft een gebroken hart.
De kabel is gebroken door de belasting.
Door onhandigheid heeft ze een vaas gebroken.
Ik heb de gebroken theekopjes vergoed.
Hij heeft een ongeluk gehad en zijn been gebroken.
Ze verzamelde de stukken van het gebroken bord.
Potje gebroken, potje betalen.
Ik geloof dat mijn been gebroken is.
Denk je dat hij de vent is die het raam heeft gebroken?
Néerlandais mot "złamany"(gebroken) se produit dans des ensembles:
svet lekcja 1