De populairste Engelse woorden 201 - 250

 0    50 fiche    Engnl1000
Télécharger mP3 Imprimer jouer consultez
 
question réponse
left
Turn left.
commencer à apprendre
links
Sla links af.
fine
I'm fine, thanks.
commencer à apprendre
goed, wel
Het gaat wel, dank je.
every
I go to a swimming pool every day.
commencer à apprendre
elk, ieder
Elke dag ga ik naar het zwembad.
to remember
Do you remember my friend Tony?
commencer à apprendre
zich herinneren
ook: "onthouden"
Herinner je je mijn vriend Tony?
house
My house isn't as big as yours.
commencer à apprendre
het huis
Mijn huis is niet zo groot als het jouwe.
course
This course is for advanced students.
commencer à apprendre
de cursus
Deze cursus is voor gevorderde studenten.
done
Past participle van "to do"
What have you done?
commencer à apprendre
gedaan
Wat heb je gedaan?
boy
Who is this boy?
commencer à apprendre
de jongen
Wie is deze jongen?
wrong
Your answer is wrong
commencer à apprendre
verkeerd
Jouw antwoord is verkeerd.
bad
I'm not a bad person.
commencer à apprendre
slecht
Ik ben geen slechte persoon.
which
Which car is yours?
commencer à apprendre
welk, welke
Welke auto is van jou?
woman
She is an attractive woman.
commencer à apprendre
de vrouw
Ze is een aantrekkelijke vrouw.
another
Let's talk about it another time.
commencer à apprendre
ander
Laten we het bespreken een ander keer.
a lot
We should drink a lot of water.
commencer à apprendre
veel
We moeten veel water drinken.
kind
My stepmother is a very kind woman.
commencer à apprendre
vriendelijk, aardig
Mijn stiefmoeder is een heel aardige vrouw.
wanted
I wanted to help you.
commencer à apprendre
wilde, wilden
of "wou", "wouden"
Ik wilde jou helpen.
through
She looks through the window.
commencer à apprendre
door
Ze kijkt door het raam.
guys
What's up guys?
commencer à apprendre
jongens, kerels
Hoe is't, jongens?
came
Past simple van "to come"
He came to visit me.
commencer à apprendre
kwam, kwamen
Hij kwam me bezoeken.
to ask
Can I ask you something?
commencer à apprendre
vragen
Mag ik je iets vragen?
to kill
The policeman killed the criminal.
commencer à apprendre
doden
De politieagent heeft de crimineel gedood.
son
My son is 10 years old.
commencer à apprendre
de zoon
Mijn zoon is 10 jaar oud.
today
I will do it today.
commencer à apprendre
vandaag
Vandaag zal ik het doen.
dead
Is he really dead?
commencer à apprendre
dood
Is hij echt dood?
to show
Will you show it to me?
commencer à apprendre
laten zien
Zal je me het laten zien?
own
I use my own laptop at work.
commencer à apprendre
eigen
Op het werk gebruik ik mijn eigen laptop.
happened
Past simple van "to happen"
Everything happened yesterday.
commencer à apprendre
gebeurde
Alles gebuerde gisteren.
to care
She cared for me when I was in a hospital.
commencer à apprendre
zorgen
Ze zorgde voor mij toen ik in een ziekenhuis was.
to mind
I don't mind.
commencer à apprendre
er iets op tegen hebben
Ik heb er niets op tegen.
someone
Someone is knocking.
commencer à apprendre
iemand
Iemand is op de deur aan het kloppen.
to try
Try to do it better.
commencer à apprendre
proberen
Probeer het beter te doen.
hi
Hi everyone!
commencer à apprendre
hoi
Hoi allen!
being
Present participle van "to be"
I hate being late.
commencer à apprendre
zijn
Ik haat het om te laat te zijn.
same
We have the same problem again.
commencer à apprendre
dezelfde, hetzelfde
We hebben opnieuw hetzelfde probleem.
car
Can I borrow your car?
commencer à apprendre
de auto
Mag ik jouw auto even lenen?
yourself
voor tweede persoon enkelvoud
Take care of yourself.
commencer à apprendre
jezelf
Zorg voor jezelf.
might
This might hurt.
commencer à apprendre
kan, kunnen
Dat kan pijn doen.
dad
My dad is a pilot.
commencer à apprendre
de pa
Mijn pa is piloot.
to miss
I miss you so much.
commencer à apprendre
missen
Ik mis jou zo erg.
morning
Mornings are cold.
commencer à apprendre
de ochtend, de morgen
De ochtenden zijn koud.
else
Anything else?
commencer à apprendre
anders
Nog iets anders?
hell
This job is hell.
commencer à apprendre
de hel
Dit werk is hel.
many
How many apples do you need?
commencer à apprendre
veel
Hoeveel appels heb je nodig?
men
meervoud van "man"
I don't understand men.
commencer à apprendre
mannen
Ik begrijp mannen niet.
friend
This is my friend Carlotta.
commencer à apprendre
de vriend, de vriendin
Dit is mijn vriendin Carlotta.
baby
There's a baby in the car.
commencer à apprendre
de baby
Er is een baby in de auto.
next
Who's next?
commencer à apprendre
volgend
Wie is volgend?
talking
Present participle van "to talk"
Stop talking!
commencer à apprendre
praat, praten
Stop met praten!
to move
Can you move your legs?
commencer à apprendre
bewegen
Kan je je benen bewegen?
to live
I wish I could live forever.
commencer à apprendre
leven
Ik wou voor altijd leven.

Vous devez vous connecter pour poster un commentaire.