→ Tworzenie Czasu Przeszlego Niergularnego → Start Learning / Flashcards Téléchargement MP3

question		réponse
bijten - gryzc commencer à apprendre		beet/beten / gebeten (hebben)
blijven - zostac commencer à apprendre		bleef//bleven; gebleven (zijn)
drijven- dryfowac commencer à apprendre		dreef\ dreven; gedreven (hebben, zijn)
hijsen - wciagac, podciagac commencer à apprendre		hees/hesen; gehesen (hebben)
kijken - patrzec commencer à apprendre		keek/keken; gekeken (hebben)
knijpen - szczypac commencer à apprendre		kneep\ knepen; geknepen (hebben)
krijgen - dostawac commencer à apprendre		kreeg/kregen; gekregen (hebben)
lijden - cierpiec commencer à apprendre		leed/ leden; geleden (hebben)
lijken - byc podobnym/wydawac sie; commencer à apprendre		leek/leken; geleken (hebben)
rijden- jeździć commencer à apprendre		reed/reden; gereden (hebben; zijn)
schrijven - pisac commencer à apprendre		schreef/schreven; geschreven (hebben)
snijden - kroic; ciac commencer à apprendre		sneed/sneden; gesneden (hebben)
spijten; zalowac; przepraszac commencer à apprendre		speet/ speten; gespeten (hebben)
strijken - prasowac commencer à apprendre		streek/streken; gestreken (hebben)
verdwijnen - znikac, zniknal commencer à apprendre		verdween/verdwenen; verdwenen (zijn)
wijzen - wskazywac commencer à apprendre		wees/wezen; gewezen
zwijgen - milczeć commencer à apprendre		zweeg/zwegen; gezwegen (hebben)
glijden - slizgac sie commencer à apprendre		gleed/gleden; gegleden (hebben/zijn)

Tworzenie czasu przeszlego niergularnego