→ My Lesson → Start Learning / Flashcards Téléchargement MP3

question		réponse
Een voetbalveld De kinderen spelen op een voetbalveld. commencer à apprendre		a football field The children are playing on a football field.
Een kuiketje Het kuiketje loopt achter de kip. commencer à apprendre		a chick The chick walks behind the hen.
Een varken Het varken ligt in de modder. commencer à apprendre		a pig The pig lies in the mud.
Een duif Er zit een duif op het dak. commencer à apprendre		a pigeon There is a pigeon on the roof.
heel veel Lara eet heel veel pralines. commencer à apprendre		a lot Lara eats a lot of pralines.
Vaak Ik ga vaak naar de winkel. commencer à apprendre		often I often go to the store.
Afvallen Ik wil afvallen voor de zomer. commencer à apprendre		to lose weight I want to lose weight before summer.
Ik sta in de file Ik sta elke ochtend in de file. commencer à apprendre		I'm stuck in traffic I'm stuck in traffic every morning.
Meestal Meestal drink ik koffie in de ochtend. commencer à apprendre		usually I usually drink coffee in the morning.
Babbelen in de klas De kinderen babbelen in de klas. commencer à apprendre		chatting in class The children are chatting in class.
Sturen Ik ga een e-mail sturen. commencer à apprendre		to send I'm going to send an email.
De familie bestaat uit De familie bestaat uit vier personen. commencer à apprendre		The family consists of The family consists of four people.
Het bestaat Een goede oplossing bestaat altijd. commencer à apprendre		it exists A good solution always exists.
Mijn presentatie bestaat uit Mijn presentatie bestaat uit drie delen. commencer à apprendre		my presentation consists of My presentation consists of three parts.
Kleren Ik koop graag nieuwe kleren. commencer à apprendre		clothes I like to buy new clothes.
Verder We wandelen verder langs het pad. commencer à apprendre		further We walk further along the path.
Ondergoed Ik draag schoon ondergoed. commencer à apprendre		underwear I wear clean underwear.
Plek Dit is een mooie plek voor een picknick. commencer à apprendre		place This is a nice place for a picnic.
Ruiken Ik kan bloemen ruiken in de tuin. commencer à apprendre		to smell I can smell flowers in the garden.
Fris Het is een beetje fris buiten. commencer à apprendre		fresh/cool It is a bit cool outside.
Het stinkt Het afval stinkt. commencer à apprendre		it stinks The garbage stinks.
Het afval Het afval moet naar buiten. commencer à apprendre		the garbage The garbage must go outside.
Vies Mijn handen zijn vies na het werk. commencer à apprendre		dirty My hands are dirty after work.
Vers van de pers Deze krant is vers van de pers. commencer à apprendre		fresh off the press This newspaper is fresh off the press.
Ergens anders We gaan dit weekend ergens anders naartoe. commencer à apprendre		somewhere else We're going somewhere else this weekend.
Goud Ze won goud op de Olympische Spelen. commencer à apprendre		gold She won gold at the Olympics.
Zilver Hij kreeg zilver voor zijn werk. commencer à apprendre		silver He got silver for his work.
Brons Het team kreeg brons. commencer à apprendre		bronze The team got bronze.
Vegen Ik ga de vloer vegen. commencer à apprendre		to sweep I'm going to sweep the floor.
Regelmatig Ik sport regelmatig. commencer à apprendre		regularly I exercise regularly.
Sommige Sommige mensen houden niet van kaas. commencer à apprendre		some Some people don’t like cheese.
Aankopen terugsturen Je kan de aankopen terugsturen binnen 14 dagen. commencer à apprendre		to return purchases You can return purchases within 14 days.
Onderhand uur De film duurt een onderhand uur. commencer à apprendre		an hour and a half The movie lasts an hour and a half.
Drie kwartier De les duurt drie kwartier. commencer à apprendre		three quarters of an hour The lesson lasts three quarters of an hour.
Een kwartier Ik wacht al een kwartier. commencer à apprendre		a quarter of an hour I’ve been waiting for a quarter of an hour.
Een anderhalve dag Ik blijf hier een anderhalve dag. commencer à apprendre		one and a half day I’ll stay here one and a half day.
Ik ga naar het park om in de zon te liggen Ik ga naar het park om in de zon te liggen. commencer à apprendre		I go to the park to lie in the sun I go to the park to lie in the sun.
Om te Ik heb tijd nodig om te studeren. commencer à apprendre		in order to I need time in order to study.
Ik heb 45 minuten om mijn presentatie te geven Ik heb 45 minuten om mijn presentatie te geven. commencer à apprendre		I have 45 minutes to give my presentation I have 45 minutes to give my presentation.
Had je geen tijd om je nieuwe collega’s te leren kennen? Had je geen tijd om je nieuwe collega’s te leren kennen? commencer à apprendre		Didn't you have time to get to know your new colleagues? Didn't you have time to get to know your new colleagues?
Het is vervelend om in de regen en wind te fietsen Het is vervelend om in de regen en wind te fietsen. commencer à apprendre		It's annoying to cycle in the rain and wind It's annoying to cycle in the rain and wind.
De koffie is nog te heet om te drinken De koffie is nog te heet om te drinken. commencer à apprendre		The coffee is still too hot to drink The coffee is still too hot to drink.
Het is vervelend om af te wassen Het is vervelend om af te wassen. commencer à apprendre		It's annoying to do the dishes It's annoying to do the dishes.
Hij vindt het lekker om frietjes te eten Hij vindt het lekker om frietjes te eten. commencer à apprendre		He likes to eat fries He likes to eat fries.
Gebruiken Ik wil mijn computer gebruiken. commencer à apprendre		to use I want to use my computer.
Ik wil een nieuwe fiets kopen Ik wil een nieuwe fiets kopen. commencer à apprendre		I want to buy a new bike I want to buy a new bike.
Ik begin te werken Ik begin te werken om 8 uur. commencer à apprendre		I start to work I start to work at 8 o'clock.
Het is zeven uur's morgens Het is zeven uur's morgens. commencer à apprendre		It is seven o'clock in the morning It is seven o'clock in the morning.
Het is zeven uur's avonds Het is zeven uur's avonds. commencer à apprendre		It is seven o'clock in the evening It is seven o'clock in the evening.
Het is tien uur in de voormiddag Het is tien uur in de voormiddag. commencer à apprendre		It is ten o'clock in the forenoon It is ten o'clock in the forenoon.
Hoe laat begint de les? Hoe laat begint de les? Om 8:30 u. commencer à apprendre		What time does the class start? What time does the class start? At 8:30.
De bus komt over 10 minuten De bus komt over 10 minuten. commencer à apprendre		The bus arrives in 10 minutes The bus arrives in 10 minutes.
Ik zal het nakijken Ik zal het nakijken en je laten weten. commencer à apprendre		I will check it I will check it and let you know.
Ik zal checken Ik zal checken of de winkel open is. commencer à apprendre		I will check I will check if the store is open.
Ik ga het checken Ik ga het checken op mijn computer. commencer à apprendre		I'm going to check it I'm going to check it on my computer.
Bijna altijd ben ik ziek in de zomer – meestal is het mijn keel. commencer à apprendre		I'm almost always sick in the summer – usually it's my throat.
Overschrijven commencer à apprendre		Transfer
Oversteken commencer à apprendre		crossing

My lesson

Vous devez vous connecter pour poster un commentaire.

plus