1. oplossen
Niemand kan dit probleem oplossen.
Zoudt ge het probleem kunnen oplossen?
En we weten dat de regering niet alle problemen kan oplossen.
Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.
Iedereen kan dergelijk probleem oplossen.
Niemand van zijn studenten kon het vraagstuk oplossen.
Ik vond het probleem oplossen gemakkelijk.
Néerlandais mot "rozwiązywać"(oplossen) se produit dans des ensembles:
8/1 De ideale huisgenootP NOS Veel mensenN NOS Veel mensenholenderski preply