dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

przyjeżdżać néerlandais:

1. aankomen aankomen


De brief zal morgen aankomen.
De politie zal straks aankomen op de plaats van de misdaad.
Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.
Door de storm zijn we niet op de voorziene tijd kunnen aankomen.
Ik zal een beetje laat aankomen.
Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.
Ze zal aankomen in Tokio begin volgende maand.
Ze zullen wellicht volgende week aankomen.

Néerlandais mot "przyjeżdżać"(aankomen) se produit dans des ensembles:

6/1 Hoe laat gaat de trein?
Reizen en de weg vragen