1. oorzaak
De oorzaak van de brand was bekend.
God is de oorzaak van alle dingen.
De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval.
Wat is de oorzaak?
De afdeling Forensische Opsporing probeert de oorzaak van de brand van vandaag vast te stellen.
De meest voorkomende oorzaak van het verlies van optimisme is het winnen van ervaring.
Hopeloosheid kan de oorzaak zijn van zelfmoord.
Eerlijkheid is de belangrijkste oorzaak van zijn succes.
Néerlandais mot "przyczyna"(oorzaak) se produit dans des ensembles:
język holenderskijęzyk holenderski2. de oorzaak
Je moet de oorzaak van de problemen aanpakken
Néerlandais mot "przyczyna"(de oorzaak) se produit dans des ensembles:
1000 rzeczowników po niderlandzku 351 - 40010/2 Wat is er gebeurd?2.2 Ziek zijn (B1)