dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

przekonywać néerlandais:

1. overtuigen


ik moet je overtuigen
Ik kon mijn vader ervan overtuigen dat ik een nieuwe fiets nodig had. Overtuig, overtuigt, overtuigen; overtuigde, overtuigden. Heb overtuigd
We probeerden hem te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Het was niet makkelijk om hem te overtuigen.

Néerlandais mot "przekonywać"(overtuigen) se produit dans des ensembles:

500 czasowników po niderlandzku 101 - 150
Hoe ouder, hoe wijzer