dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

pragnąć néerlandais:

1. verlangen te doen



2. verlangen


Verwar verlangen niet met liefde.
Ik heb een verlangen om naar Engeland te gaan.

3. hunkeren naar



Néerlandais mot "pragnąć"(hunkeren naar) se produit dans des ensembles:

test 1 (2sem)

4. trek hebben in



Néerlandais mot "pragnąć"(trek hebben in) se produit dans des ensembles:

czasowniki że stałym przyimkiem

5. begeerte



Néerlandais mot "pragnąć"(begeerte) se produit dans des ensembles:

het oud werkwoord 6