1. liegen
Ik wil niet blijven liegen.
Stop met liegen!
Ouders leren aan hun kinderen dat liegen verkeerd is.
Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.
Hij werd beschuldigd van liegen over die zaak.
Neen, ik zal nooit liegen tegen hem.
Tom is een te eerlijke jongen om te liegen.
Ze liegen nooit.
Néerlandais mot "kłamać"(liegen) se produit dans des ensembles:
500 czasowników po niderlandzku 251 - 30011/2 Kan ik 'nee' zeggen?czasowniki neregularneczasowniki pl - nd