dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

gotowy néerlandais:

1. klaar


Ben je klaar?
Niemand kan denken, maar iedereen heeft zijn mening klaar.
Ge moet zeker tegen zondag klaar zijn.
Op uw plaatsen, klaar, af!
Hij stond altijd klaar om mensen te helpen die problemen hadden.
Deze is klaar voor verwijdering.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Ze is klaar met het schrijven van een brief.
Hij zegt dat hij mij het boek zal lenen als hij ermee klaar is.
We moeten nog even afeten, maar als we klaar zijn, dan kom ik direct.
Klaar! Dat duurde niet lang, wel?
Ik had de bloemen geen water hoeven geven. Ik was er maar net klaar mee, of het begon te regenen.
Maak je klaar voor de toekomst.
Wie de vrede liefheeft, maakt zich klaar voor de oorlog.
Het begon klaar te worden en stilaan kon men iets beginnen zien.

Néerlandais mot "gotowy"(klaar) se produit dans des ensembles:

4/1 Wat eten we vanavond?
hoofdstuk z ksiazki
SŁOWKA NIDERLANDZKIE

2. bereid


zich bereid verklaren
Bereid u voor op het ergste.
Hij was altijd bereid voor een gesprek en zeer verdraagzaam.

Néerlandais mot "gotowy"(bereid) se produit dans des ensembles:

300 określeń po niderlandzku 1 - 50
17/3 Solliciteer direct!
ik zoek werk