1. akkoord
Ergens ben ik wel akkoord met u.
Ga je akkoord met hun ideeën?
Kort gezegd, ik ben niet akkoord.
Daar ga ik mee akkoord, maar alleen onder één voorwaarde.
Ze zullen nooit akkoord gaan.
Ik ga akkoord met het argument.
Het kan me niet schelen of hij akkoord gaat of niet.
Ik weiger mijn akkoord voor dit project.