dictionnaire Anglais - néerlandais

English - Nederlands, Vlaams

course néerlandais:

1. loop


Ik loop langs de rivier.
Loop eens wat langzamer.
Ik loop graag.
In de loop van de week, denk ik.
Ik loop liever dan te rijden in een grootstad als Tokio.
Loop niet zo snel.
Loop voor mij!
Loop niet op de bloembedden.
Het weer verslechterde in de loop van de dag.
Loop zo snel mogelijk.
Loop niet achter de mode aan.
Waar slaat dat nou weer op? Ik toch niks verkeerd gedaan? Waarom loop je me dan uit te schelden?
Ik loop even naar de brievenbus om een brief te posten, hoor. Tot zo.
Het zou leuk zijn om te zien hoe alles in de loop van de jaren verandert.

Néerlandais mot "course"(loop) se produit dans des ensembles:

2000 Most Used Dutch Words (1/2)

2. baan


Ik heb nog geen baan gevonden.
Als zijn vrouw er niet voor hem was geweest, was hij niet van baan gewisseld.
Wat wil je vraagteken voor de nieuwe baan.
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
De satelliet bevindt zich in een baan om de maan.
Hebben er in jouw stad veel mensen een tweede baan?
Een vrachtwagen reed met volle snelheid op de baan.
Hij werkt niet alleen niet, maar zal ook geen baan vinden.
Ik ben niet gelukkig met de baan die ik nu heb.
Ik zoek een baan.
Hij is zeker weten de beste man voor deze baan.
Dat kost me mijn baan.

Néerlandais mot "course"(baan) se produit dans des ensembles:

woorden engels 6.2

3. de cursus



Néerlandais mot "course"(de cursus) se produit dans des ensembles:

De populairste Engelse woorden 201 - 250

4. verloop


In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.
Het heeft geen invloed op het verloop van de oorlog gehad.