Czasowniki czas przeszły z być (zijn)

 0    18 fiche    lewanna5
Télécharger mP3 Imprimer jouer consultez
 
question réponse
pękać
commencer à apprendre
barsten, barstte, barstten, zijn gebarsten
zaczynać
commencer à apprendre
beginnen, begon, begonnen, zijn begonnen
okazać się, wynikać
commencer à apprendre
blijken, bleek, bleken, zijn gebleken
zostać
commencer à apprendre
blijven, bleef, bleven, zijn gebleven
iść
commencer à apprendre
gaan, ging, gingen, zijn gegaan
przyjść
commencer à apprendre
komen, kwam, kwamen, zijn gekomen
umieeać
commencer à apprendre
overlijden, overleed, overleden, zijn overleden
podnieść się, powstać
commencer à apprendre
rijzen, rees, rezen, zijn gerezen
przestraszyć się
commencer à apprendre
schrikken, schrok, schrokken, zijn geschrokken
umierać
commencer à apprendre
sterven, stierf, stierven, zijn gestorven
wznosić się, wzrastać
commencer à apprendre
stijgen, steeg, stegen, zijn gestegen
upaść
commencer à apprendre
vallen, viel, vielen, zijn gevallen
znikać
commencer à apprendre
verdwijnen, verdween, verdwenen, zijn verdwenen
wyruszyć
commencer à apprendre
vertrekken, vertrok, vertrokken, zijn vertrokken
stać się
commencer à apprendre
worden, werd, werden, zijn geworden
być
commencer à apprendre
zijn, was, waren, zijn geweest
zatonąć
commencer à apprendre
zinken, zonk, zonken, zijn gezonken
spuchnąć
commencer à apprendre
zwellen, zwol, zwollen, zijn gezwollen

Vous devez vous connecter pour poster un commentaire.