1. sterke
Iedereen heeft sterke en zwakke punten.
Er staat een sterke wind en ik kan niet snel gaan.
Er stak een sterke wind op.
Zij is een vrouw met een sterke persoonlijkheid.
Latijn is een taal met sterke flexie.
Ik heb lef en een sterke wil.
Ze heeft een sterke persoonlijkheid.