1. rok
Ze was juist haar rok aan het strijken.
Mijn rok is te lang.
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Ik zoek een warme, wollen rok.
Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?
Néerlandais mot "сукња"(rok) se produit dans des ensembles:
Kleding in het Servisch