1. hoop
Zolang ik adem, hoop ik.
Hoop doet leven.
Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.
De straat was één grote ijsbaan geworden, maar nadat er gepekeld was, bleef daarvan alleen nog een hoop vieze, bruine pap over.
De hoop sterft als laatste - maar ze sterft!
Tegen de tijd dat hij 966 probeerde, begon Dima de hoop op te geven.
Hij heeft alle hoop verloren.
Zij kocht een hoop meel en olie.
Er is een hoop fantasie nodig om nieuwe zinnen te vinden om hier toe te voegen.
Ik hoop dat al je dromen uitkomen, op één na, zodat je steeds iets hebt om na te streven.
Wilt u dat ik u zeg wat ik hoop?
Ze had nog steeds de hoop niet opgegeven dat haar hond levend gevonden zou worden.
Liefde en hoop hebben veel bijgedragen aan haar onmiddellijk herstel.
Hij verliest nooit de hoop.
Ik hoop dat uw zakenreis in Frankrijk geslaagd is.