1. weer
U weer?
Moest iemand me bellen tijdens mijn afwezigheid, zeg hem dan dat ik snel weer terug zal zijn.
Wanneer kom je terug? "Dat hangt helemaal van het weer af."
De directeur van het bedrijf, aan wie ik u deze vrijdag heb voorgesteld, wil u weer spreken.
Vandaag ga ik weer naar een wedstrijd, alleen dan eerder dan gisteren.
Een kort middagdutje en hoplakee, ik ben weer fris als een hoentje.
Ja hoor, daar heb je hem weer met zijn dierenmishandeling. Hij kan het ook nooit eens ergens anders over hebben.
Als je vandaag weer een uur op school blijft hangen voor je thuiskomt, dan zwaait er wat.
Kasjtanka rende heen en weer en vond haar baasje niet, en ondertussen werd het donker.
Waar slaat dat nou weer op? Ik toch niks verkeerd gedaan? Waarom loop je me dan uit te schelden?
Zijn de kippen plat als borden, was de tractor weer eens sneller.
Ik moet boodschappen gaan doen, ik ben er over een uur weer.
Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.
De auto moet morgen naar de garage voor een grote beurt. Daar zal ik wel weer een paar honderd euro armer van worden.
Terwijl ik over dat soort zaken nadacht, keek ik weer naar "Duck Soup"
Néerlandais mot "znowu"(weer) se produit dans des ensembles:
wyrazy holenderskiHolenderskie słówka IIwskazywanie drogi