1. opstijgen
2. uitdoen
Mag ik het licht uitdoen?
Ik doe het licht uit./ Ik zal het licht uitdoen./Ik doe de sjaal uit./ Ik zal de sjaal uitdoen./ Ik probeer de sjaal uit te doen.
Je kan maar beter het licht uitdoen voordat je gaat slapen.
Néerlandais mot "zdejmować"(uitdoen) se produit dans des ensembles:
13/3 Dat is een goede tip!