1. noteren
Ik heb het nummer van de auto niet kunnen noteren.
Ik heb de nummerplaat van de auto niet kunnen noteren.
2. opslaan
Je bent geen eigenaar van dit opslagbestand. Je kunt je voortgang niet opslaan. Trofeeën zijn niet beschikbaar.
3. bijschreven
4. vastleggen
Néerlandais mot "zapisać"(vastleggen) se produit dans des ensembles:
Dan heb ik je verkeerd begrepen.5. bewaren
Kun je eieren bewaren buiten de koelkast?
Wat hij ook doet moet je kalmte bewaren
Esperanto gebruiken om internationaal te communiceren is een oplossing om de taaldiversiteit te bewaren.
Wilt ge vlees lang bewaren, vries het dan in.
6. besparen
Als men deze moderne machine gebruikt, zal men werkkracht besparen.
Néerlandais mot "zapisać"(besparen) se produit dans des ensembles:
holenderskie słówka7. bewaar
Ik bewaar mijn hamer in de gereedschapskist.