dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

zapłacić néerlandais:

1. pay



2. betaal


Ik betaal.
Zodra ik met heroïne stop, betaal ik deze factuur.

3. afrekenen


Ik ga even afrekenen.
Ik wil graag afrekenen.

Néerlandais mot "zapłacić"(afrekenen) se produit dans des ensembles:

Die in de aanbieding

4. betalen voor



5. betalen aan