1. aanbinden
2. binden
In 1966 kwam er een internationaal verdrag dat wel bindend was voor staten.
binden, bond, gebonden. Vader bond de hond aan de ketting vast. Je bent door je belofte gebonden.
Néerlandais mot "wiązać"(binden) se produit dans des ensembles:
czasowniki nieregularneczasowniki neregularne