dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

różnić się néerlandais:

1. verschillen verschillen


Smaken verschillen.
Deze twee regio's verschillen van elkaar in godsdienst en cultuur.
Er zijn enkele verschillen tussen Brits en Amerikaans Engels.
Welke verschillen zijn er tussen internationale radio- of televisieprogramma's in Esperanto en die in nationale talen?

Néerlandais mot "różnić się"(verschillen) se produit dans des ensembles:

Slowka holenderski

2. zich onderscheiden zich onderscheiden



Néerlandais mot "różnić się"(zich onderscheiden) se produit dans des ensembles:

EEN EXCLUSIEF PRODUCT.

3. variëren



Néerlandais mot "różnić się"(variëren) se produit dans des ensembles:

7. Mantelzorg is goud waard!