1. lied
Ze houden van dat lied.
Wanneer ik dit lied hoor, denk ik aan jou en mis ik je.
Laten we dansen op haar lied.
Dit lied is zo ontroerend dat ik er tranen van in mijn ogen krijg.
Hij zong een lied.
Ze zong haar mooie lied met gevoel.
Dit lied is geschreven door Foster.
Ik kan me de melodie van dat lied niet herinneren.
Daarom klinkt mijn lied droevig.
Gisteren luisterde ik naar een zeer mooi lied.
2. het lied
Néerlandais mot "piosenka"(het lied) se produit dans des ensembles:
goedemorgen allemaalWrzesień 20233. het liedje
Néerlandais mot "piosenka"(het liedje) se produit dans des ensembles:
Lekcja 11-12