1. parkeren
Je mag niet op de stoep parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
Ik vroeg hem waar ik de auto kon parkeren.
Meneer, u mag daar niet parkeren.
Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.
Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
Waar kan ik de auto parkeren?
Néerlandais mot "parking"(parkeren) se produit dans des ensembles:
mondeling deel 7strona 24-302. de parkeerplaats
Néerlandais mot "parking"(de parkeerplaats) se produit dans des ensembles:
Dom i życie codzienne (H6+H7)Lekcja 13-14