dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

paproć néerlandais:

1. varen varen


/ vaar/ voer(en)/ h.z. gevaren
Zo, wanneer gaat ge eindelijk uw koppigheid laten varen en een huis kopen?

Néerlandais mot "paproć"(varen) se produit dans des ensembles:

słówka zo gezegd 1 i 2