dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski

-

Nederlands, Vlaams

oszczędzać néerlandais:

1. sparen

Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.

Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.

Kosten noch moeite sparen.

Zijn levensdoel is geld te sparen.

Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.

Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.

Néerlandais mot "oszczędzać"(sparen) se produit dans des ensembles:

2. bezuinigen

Néerlandais mot "oszczędzać"(bezuinigen) se produit dans des ensembles:

back on the track
Niuews van de week

mots connexes

zarabiać néerlandais
płacić néerlandais
moneta néerlandais
banknot néerlandais
kosztować néerlandais
chronić néerlandais

d'autres mots commençant par "O"

ostrzegać néerlandais
oszacowac néerlandais
oszczędny néerlandais
oszołomiony néerlandais
oszukać néerlandais
oszukiwać néerlandais

A
B
C
Ć
D
E
F
G
H
I
J
K
L
Ł
M
N
O
P
R
S
Ś
T
U
W
Z
Ź
Ż