1. eeuwig
Wie paard of vrouw zoekt zonder gebreken, die mag zijn werk wel in de steek laten en bedenken dat zijn bed en stal voor eeuwig leeg zullen blijven.
Eeuwig duurt het langst.
De vorige stoker had iets gedronken dat qua prijs overeenkwam met zijn salaris, en het toverdrankje bracht hem in dat verre buitenland, waar algehele werkeloosheid een synoniem is voor eeuwig geluk.
Het was nooit de bedoeling dat mensen eeuwig zouden leven.
Je moet begrijpen dat welvaart niet eeuwig duurt.
In die jaren schreef hij eeuwig mooie gedichten.
Mensen kunnen niet eeuwig leven.
2. voorgoed
Hij heeft Japan voorgoed verlaten.
Hij heeft Afrika voorgoed verlaten.
3. voor altijd
Ik wou bij jou voor altijd zijn.
Néerlandais mot "na zawsze"(voor altijd) se produit dans des ensembles:
verplicht om te leren