dictionnaire Polonais - néerlandais

język polski - Nederlands, Vlaams

kredyt néerlandais:

1. het krediet het krediet



Néerlandais mot "kredyt"(het krediet) se produit dans des ensembles:

1000 rzeczowników po niderlandzku 651 - 700

2. schulden schulden


Ik zal zo spoedig mogelijk mijn schulden betalen.
Hij heeft overal schulden.
We eisten de terugbetaling van zijn schulden.

Néerlandais mot "kredyt"(schulden) se produit dans des ensembles:

Les 11 Les 34

3. tegoed tegoed



Néerlandais mot "kredyt"(tegoed) se produit dans des ensembles:

ov chip kaart

4. lening


Hij vroeg een lening aan bij de bank om een nieuw huis te kopen.

Néerlandais mot "kredyt"(lening) se produit dans des ensembles:

słówka zo gezegd 1 i 2

5. credit



6. de bijschrijving