1. bestuurder
De auto is verongelukt omdat de bestuurder onvoorzichtig was.
Een ongeduldige bestuurder stak de kruising over zonder acht te geven aan het rode stoplicht.
De bestuurder vroeg me welke kant hij op moest.
Néerlandais mot "chauffeur"(bestuurder) se produit dans des ensembles:
Beroepen in het Papiaments