dictionnaire Norvégien - néerlandais

Norsk - Nederlands, Vlaams

ha néerlandais:

1. hebben hebben


Hebben jullie kinderen?
Misschien heeft dit wel helemaal niets te maken met het probleem dat we hebben.
Aan de basis van de thermodynamica liggen de bewegingen van atomen en moleculen, en de bewegingswetten die we al geleerd hebben in het eerste deel.
Hopelijk zullen we ooit in de nabije toekomst ook een Perzische Bloemlezing in het Esperanto hebben.
Dit is wat wiskundigen en Fransen gemeen hebben: wat je hen ook probeert uit te leggen, ze vertalen het op hun eigen manier en verdraaien het in iets wat helemaal anders is.
Alhoewel ze vleugels hebben, zijn auto's nog niet helemaal in staat om te vliegen.
De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.
Na alle moeite die we ervoor gedaan hebben om dat project op poten te zetten, kostte het ze maar een seconde het onderuit te halen bij de bijeenkomst.
Totdat jullie vrede sluiten met wie jullie zijn, zullen jullie niet tevreden zijn met wat jullie hebben.
Om een situatie als vorig jaar, toen er een pekeltekort was, te voorkomen, hebben veel mensen nu al ruim voor de eerste vorst een voorraadje strooizout ingeslagen.
Gemiddeld belanden er in Nederland elke dag 1 à 2 jongeren onder de 18 in het ziekenhuis omdat ze te veel hebben gedronken.
Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.
Als we de huur betalen aan de huiseigenares, zullen we geen geld meer hebben voor eten; we zitten tussen de duivel en de diepe blauwe zee.
We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar we hebben niet allemaal dezelfde horizon.
We hebben nieuwe gegevens over productie en verkoop van elektrische vliegenmeppers wereldwijd.