dictionnaire Letton - néerlandais

latviešu valoda - Nederlands, Vlaams

noteikts néerlandais:

1. Gemaakt Gemaakt


Dit is de jurk die ik vorige week heb gemaakt.
Van welke stof is dat vest gemaakt?
Hij heeft carrière gemaakt.
Iedereen weet dat de maan gemaakt is van kaas.
Hij wilde vroeg wakker gemaakt worden door zijn vrouw.
Op mijn bed ligt een gekleurde sprei, die mijn oma ooit gemaakt heeft.
Probeer dit hemd, het is gemaakt van puur katoen.
Hij heeft het schilderij gemaakt dat aan de muur hangt.
Hij had nooit een gezonde indruk gemaakt, zelfs niet in zijn jonge studentenjaren.
Dat is in Kazachstan gemaakt.
De leraar wees op de spraakkunstfouten gemaakt door de studenten.
Dit horloge is gemaakt in Zwitserland.
Haar moeder heeft haar gemaakt tot wat ze is.
Ze heeft niets gemaakt van de kansen die ze had.
De heidenen hebben van het leven een god gemaakt, de christenen van de dood.