1. Soep
Er is een haar in mijn soep.
Eet uw soep terwijl ze warm is.
De soep smaak naar look.
Ik hou ervan om hete soep te eten.
De soep is heet.
Trek niet zo'n vies gezicht, die soep is echt heel lekker.
Drie haren in de soep is relatief veel, drie haren op het hoofd is relatief weinig.
De moeder schepte de dampende soep in het bord.
De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend.