dictionnaire indonésien - néerlandais

Bahasa Indonesia - Nederlands, Vlaams

janji néerlandais:

1. afspraak afspraak


Ik was te laat voor de afspraak.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Ik vroeg om een afspraak maar hij kon geen tijd voor me vrijmaken.
Michael, dit is het restaurant waar uw vader en ik onze eerste afspraak hadden.
Hier uw kaart met de afspraak.
Het spijt mij dat ik de afspraak op het laatste moment moet afzeggen.

2. belofte


Belofte maakt schuld.
Ik wil dat je je aan je belofte houdt.
Een belofte is gauw vergeten.
Hij vergat zijn belofte daarnaartoe te gaan.