dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

toit néerlandais:

1. dak dak


Het dak is lek.
Hij viel omgekeerd van het dak.
Valt de volle maan 's nachts op het dak, dan worden alle boeren wakker.
Kijk naar het huis met het rode dak.
Vorige nacht hebben we van op het dak de sterren bekeken.