1. rond
Ballen zijn rond.
Rond deze tijd is het verkeer ongelooflijk druk.
Rond welke leeftijd trouwen Japanners?
Er klonk een vreselijk harde piep - de microfoon zong rond.
Er waart een spook rond door Europa - het spook van het communisme.
Ik zwalkte doelloos in het rond.
's Morgens word ik altijd rond zeven uur wakker.
Ze sprong rond van opwinding.
Er schuilt veel gevaar in 's avonds hier rond te lopen.
Ze bouwden een omheining rond het landgoed.
De jongen streelde het meisje rond haar kin en kuste haar op haar wangen.
Zal er ooit iemand leven rond Alpha Centauri?
Ze gingen rond de tafel zitten om te kaarten.
Zij liep rond om hem te zoeken.
Het is erg lastig om in een metropool zoals Tokio rond te komen zonder geld te lenen.
Néerlandais mot "rond[e]"(rond) se produit dans des ensembles:
frans voca F hoofdstuk 2