dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

rentrer néerlandais:

1. thuiskomen thuiskomen



2. terugkeren terugkeren


Ik zou graag die stad verlaten en nooit meer terugkeren.
Het verleden zal nooit terugkeren; de toekomst kent nog niemand.

Néerlandais mot "rentrer"(terugkeren) se produit dans des ensembles:

frans hst 5 woordjes

3. naar huis gaan



Néerlandais mot "rentrer"(naar huis gaan) se produit dans des ensembles:

frans hoofdstuk 5 vocA a