dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

réel néerlandais:

1. echt


Alles wat we ons kunnen voorstellen is echt, maar wat echt echt is, is de echte vraag.
Echt?
Dima?! Al-Sayib was zo verbijsterd, dat hij zijn Fanta op zijn computer liet vallen en daarmee zijn jacht op noobs ruïneerde. "Dima?! Ben jij dat echt?!"
Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.
Een neutrale brugtaal of internationale hulptaal is vandaag echt nodig.
Je kleren worden nog vies. "Geeft niet. Ze waren toch al niet echt schoon."
Hij leerde zo snel Chinees, iedereen zegt dat hij zeer slim is, dat hij echt een taalknobbel heeft.
Hij maakt van een mug een olifant. Dat typfoutje is echt niet zo erg als hij beweert.
Vanaf volgende week hebben we tussentijdse examens. Denk eraan dat voor de vragen die je dan krijgt een enkel nachtje blokken onvoldoende is. Je moet echt nu beginnen!
Zou het echt...? vroeg Dima zich af. "Heb ik eindelijk de goede Al-Sayib te pakken?"
Ik... dat weet ik eigenlijk ook niet, gaf Dima toe. "Soms slaat dit verhaal echt helemaal nergens op."
Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.
Af en toe een meditatie van enkele minuten per etmaal helpt echt mijn welbevinden.
Je zou echt eens moeten beginnen denken voor je jouw mond open doet, je zou op die manier veel misverstanden kunnen vermijden.
Ik moet het misschien niet tegen je zeggen, maar ik ben echt gefascineerd door jouw schoonheid.