dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

pot néerlandais:

1. pot pot


De pot verwijt de ketel.
Bob vulde de pot met water.
Voor een pot uit klei is een ijzeren pot een gevaarlijke buur.
Er is geen pot zo scheef, of er past wel een deksel op.
Al wat je nodig hebt, is lekkere kaas en een pot zwarte kersenjam.