dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

lion néerlandais:

1. leeuw leeuw


De tanden van een leeuw zijn scherp.
Wie is het sterkst, een tijger of een leeuw?
Ik zie een leeuw.
Een leeuw is sterk.
Geef geen hand aan een leeuw.
Wie durft op een leeuw rijden?
Bij een leeuw blijven is gevaarlijk.

Néerlandais mot "lion"(leeuw) se produit dans des ensembles:

Les signes du zodiaque en hollandais

2. ver ver


Houd u ver van slechte vrienden.
Het huis dat ik gekocht heb ligt ver van het centrum.
Zuid-Afrika is ver weg.
Het is ver van hier.
Ik ben ver van de boom af.
Wat je van ver haalt, is lekker.
Van ver gezien lijkt het op een bal.
Van ver bekeken is ze een schoonheid.
Enkel diegenen die het risico nemen om te ver te gaan, weten tot hoever ze mogen gaan.
Hij heeft ver en vaak gereisd.
De Melkweg is zichtbaar als een gigantische band van ver verwijderde sterren, elk op zich een zon zoals onze eigen zon.
Jim is geneigd om te ver te gaan.
Zijn slag kwam niet ver.
Geluk moet je niet ver gaan zoeken: het zit in je eigen hoofd!
Vorm een rij die één meter ver is van de rij voor jou.

Néerlandais mot "lion"(ver) se produit dans des ensembles:

H1 en H2 Frans-Nederlands