dictionnaire Français - néerlandais
- 
la couleur néerlandais:
1. 
kleur
Ik hou ook van deze kleur.
Vind je dit een mooie kleur?
Mijn favoriete kleur is rood.
Liefde heeft geen kleur, liefde geeft kleur.
Deze handdoeken hebben hetzelfde kleur maar een verschillende grootte.
Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.
2. 
de kleur
Néerlandais mot "la couleur"(de kleur) se produit dans des ensembles:
vocabulaire Fd'autres mots commençant par "L"
l'île néerlandaisl'œil néerlandais
l'œuf néerlandais
laid néerlandais
laide néerlandais
laine néerlandais
