dictionnaire Français - néerlandais

Français - Nederlands, Vlaams

coup néerlandais:

1. hang hang


De lakens hang ik zelf op, zei de buurvrouw. "Die zijn wel erg zwaar."
Waar hang ik deze kalender?

2. klap klap


De eerste klap is een daalder waard.
De jongedame gaf de man die haar in haar billen geknepen had een klap.