1. handen
Ze heeft het probleem onder handen genomen.
Zij wassen hun handen.
Hebt ge uw handen al gewassen?
Zij zijn als twee handen op één buik.
Ik heb mijn handen helemaal vuil gemaakt.
Handen af!
Men kan geen ijzer met handen breken.
Meer kinderen, meer handen.
Zijn bevende handen ontmaskerden de leugen van zijn rustig gedrag.
Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.
Mijn handen zijn koud.
Als de bal je ergens anders dan op je hoofd of je handen raakt, ben je af.
Handen uit de mouwen!
Het leek erop dat lezen een van zijn ongezonde gewoontes was, aangezien hij zich even gretig stortte op alles wat hij maar in handen kreeg.
We zijn in handen van de vijand gevallen.