dictionnaire Anglais - néerlandais

English - Nederlands, Vlaams

past néerlandais:

1. verleden


Maak je geen zorgen over het verleden.
Het verleden komt nooit terug.
Verleden pijn is vlug vergeten.
Archeologie ontdekt de geheimen van het verleden.
Het verleden zal nooit terugkeren; de toekomst kent nog niemand.
Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
We kunnen het verleden en het heden registreren.
Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.
We weten weinig over zijn persoonlijk verleden.
In tijden van crisis moet je nooit het verleden gaan idealiseren.
Vergeet het verleden. Vergeleken met gisteren, verkies ik vandaag. 't Is daarom dat ik probeer te genieten van het moment, dat is alles.
Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?
Gebruik de tijd nu, voorzie de toekomst, en herinner u het verleden.

2. voorbij


Schoonheid gaat voorbij.
Als de slag voorbij is, zijn er veel dapperen.
Natuurlijk dacht hij dat het een grap was en wimpelde hij het voorbij met een "hm?" maar hij zat er erg mee verveeld. Ik bedoel, zulke dingen zeg je niet ook al is het bedoeld als grap!
Hij wandelde voorbij het huis.
De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.
Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.
Hoeveel keer per dag komt deze bus voorbij?
Dronkenschap is voorbij na een goede nachtrust, dwaasheid gaat nooit voorbij.
Als je ons wat boeken brengt, gaat de tijd voor ons sneller voorbij.
Ze liep me voorbij terwijl ze deed alsof ze me niet kende.
Ge moet weten dat zijn beste jaren al voorbij zijn.
Het begon licht te worden; de lange nacht was voorbij.
Volgens een Turks spreekwoord gaan de dagen traag voorbij, maar vliegen de jaren.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
Interlinguistiek behandelt de communicatie voorbij de taalbarrières en onderzoekt hoe plantalen, zoals Esperanto en Volapük, in zulke omstandigheden werken.

Néerlandais mot "past"(voorbij) se produit dans des ensembles:

2000 Most Used Dutch Words (1/2)