1. rommel
kijk de grond! hij ligt vol papier en kleren. Wat een rommel is het hier!
In het zolderkamertje vonden ze alleen oude rommel.
Néerlandais mot "mess"(rommel) se produit dans des ensembles:
woordjes hst 72. puinhoop
In de kamer van mijn broer is het altijd een puinhoop.
3. troep
Wie ruimt die troep op?
Ik sta soms versteld hoeveel troep sommige mensen in één week kunnen maken.