dictionnaire Anglais - néerlandais

English - Nederlands, Vlaams

examination néerlandais:

1. examen examen


Ik heb heel hard geleerd om het examen te kunnen halen.
Succes met je examen!
Er is een kans dat hij met vrucht door het examen geraakt.
Ik ben gezakt voor het examen.
Zijn ouders waren blij dat in zijn examen geslaagd was.
De leraar waarschuwde ons dat het examen moeilijk kon zijn.
Wij zouden willen dat we geen examen moesten afleggen in het Engels.
Wacht alstublieft tot we de uitslag van het examen hebben.
Het examen dat hij vorige week afgelegd heeft was uiterst moeilijk.
Hij is betrapt op spieken tijdens het examen en werd op het matje geroepen.
Hij heeft veel gestudeerd om in het examen te slagen.
Hij heeft echt moeite gedaan; anders was hij niet geslaagd in het examen.
Morgen moet ik een examen afleggen.
Daardoor is hij gebuisd in het examen.
Hij hangt maar de redenaar uit, maar raakt nauwelijks de onderwerpen aan die belang hebben voor het examen.