1. kip
Ze kocht een kip.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Wat was er het eerst: de kip of het ei?
Het ei wil wijzer zijn dan de kip.
Néerlandais mot "chicken"(kip) se produit dans des ensembles:
6.1 YOU ARE WAHT YOU EAT.Vleessoorten in het Engels