1. vooruit
Hiermee kan ik weer vooruit.
Ondanks veel moeilijkheden gaan wij nog steeds vooruit.
Laten we vooruitgaan!
Dit project gaat vlug vooruit.
Vooruit! Het is al tijd voor het middagmaal.
Ga altijd recht vooruit!
Vooruit! Gij kunt dat!
Vooruit! Iets sneller!
Néerlandais mot "ahead"(vooruit) se produit dans des ensembles:
FU NL-EN 81-902. voorop
de vrouw fietste met één kind voorop en één kind achterop
Joris zit voorop de fietst